De molen

Het grote gebouw van de molen zoals die er nu nog staat was eigenlijk een fabriek van 1850 tot 1986, waarvan een klein deel (1/5e) diende als woonhuis, wat tot in  +- 1985 werd bewoond (zonder toilet of badkamer) door Vittoni Auguste, met zijn vrouw (?) Louise Marconi (‘manouvrier et servante de Mr. Delacre’). De eigenaars (Delacre Henry en Pierre) woonden in de huizen ernaast, en ze hadden overigens ook een bel (ze hangt er nog) die diende om iedereen na de middag terug op het appèl te roepen…

Een beetje historiek:

De molen gaat terug tot de Gallo-Romeinse tijd (-50 tot 400), toen er naast de huidige molen nog een dorp was. Archeologische onderzoeken werden daar uitgevoerd in 1800 en later, welke de Gallo-Romeinse aanwezigheid bevestigden. En sporen ervan zijn nog altijd zichtbaar aan de achterzijde van de molen.

In de periode voor 1100 was de hele omgeving (Villiers-les-Moines, Channay, Marcenay) in handen van de feodale adel: Gilbert de Fresnes, en Gibaud, ‘sire de Pierre-Perthuis’.

In de periode 1076-1090 gaven ze allebei hun eigendommen (alodium) aan de Abbaye de Molesme (gesticht in 1076), de ene om in het klooster te kunnen gaan, de andere als aalmoes/aflaat om op kruistocht te kunnen gaan. Het was heel gebruikelijk in die tijd om op die manier in de hemel te kunnen geraken, alle zonden werden vergeven, en de poorten naar de hemel stonden zo open voor hen (en dat was ook de reden dat de kerk na enkele eeuwen 2/3e van alle eigendommen en gronden van Frankrijk bezat…).

Heel Villiers-les-Moines en omgeving werd daarmee dus eigendom van de benedictijnen/cisterciënzers van de abdij van Molesmes (10 km verder), en het zijn waarschijnlijk zij (les moines) die het aanvoerkanaal naar de molen hebben gegraven. In 1103 wordt de molen(-s eigenlijk) vermeld in de Cartulaire de l’Abbaye de Molesme: ‘molendinis’ (meervoud) in ‘Villaris’, en er stond ook een kapel en een schuur op dat moment.

In 1459 wordt het verhuurd door de abdij aan Perrinot Dauphin (met zijn vrouw Symone en dochter Jehanette) van Channay als moulin foulon (molen voor bewerken/pletten van wol en leer) en houtzagerij. Hij moest wel het huis van de molen terug opbouwen (waarschijnlijk vernield in een van de vele oorlogen toen).

Op 31/3/1774 huren Fleury-Richaux, inwoners van Villiers-les-Moines, de molen van de abdij voor 27 jaar, maar op 31/3/1784 neemt Chardin Nicolas de huur over van de weduwe Fleury-Richaux.

Na de Franse revolutie (wet van 2/11/1789) werd het afgenomen van de kerk, en verkocht aan Nicolas Chardin (die er dus voordien al molenaar was voor de abdij), nadien ging het naar Claude Chardin (zijn zoon), dan Louis Eugène Chardin (zijn zoon). Zonder kinderen, laat deze het na aan zijn schoonbroer, Louis Auguste Drain. En zijn dochter Augustine Drain (die de ‘eerste steen’ van de molen heeft gelegd in 1852, niet correct overigens, het huidige gebouw stond er al voor 1838), trouwde met Charles Edmond Henry, die de molenaar werd.

Weeral opgevolgd als molenaar was de man van hun dochter (Henry Eugénie): Maurice Ernest Delacre. Zijn zoon Henry Delacre verandert de hele molen rond 1914: het grote houten waterrad werd vervangen door turbines (Francis turbines, fabrication Tesset) (in 1914 en 1924), waardoor het mogelijk wordt de molen te veranderen in een echte fabriek, met 4 maal meer vermogen. Een blauwdruk van de grootste turbine, gemaakt in 1910, hebben we daar ook kunnen terugvinden. Zijn zoon Pierre Delacre werkt verder als molenaar tot 1986 (volgens de laatste kalenders die ik kon vinden), en stopt dan abrupt (alles lag er nog zoals op de laatste werkdag). Vanaf 1986 lag de molen stil, de kinderen van Pierre hebben die niet meer gebruikt.

Na zijn dood in 2000 wordt alles verdeeld onder de kinderen (heel Villiers-les-Moines was hun eigendom). De molen met de gronden errond wordt geërfd door de oudste zoon, Jean-Pierre Delacre (al de rest ging naar zijn broer Francis en zus Annie).

Na zijn tragische dood in 2004 heb ik het van zijn dochter (Elodie Delacre) gekocht in 2010, met de bedoeling het volledig te restaureren.

Nagenoeg alle machines zijn nog aanwezig sinds 1986 (voor zover ik kan nagaan) en worden in eer hersteld. Alle andere watermolens in de buurt werden ontmanteld tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog.

Er is een olieperserij (mosterdzaad, noten, koolzaad, zonnebloem) op de benedenverdieping, en al de machines zijn er nog om graan te malen en te zeven op de eerste, tweede, en derde verdieping. Van enige activiteit als houtzagerij of moulin foulon zijn geen sporen meer terug te vinden. Maar wel nog een Gallo-Romeinse molensteen…